veel delen van de hersenen zijn betrokken bij het proces van het geheugen, waaronder frontale, temporale en pariëtale kwabben, evenals de hippocampus en amygdala. De ernst van geheugenstoornis is afhankelijk van welke delen van de hersenen beschadigd zijn en hoe ernstig het letsel is.
geheugenstoornis heeft een impact op de communicatie van de persoon, zelfs als hij geen andere communicatiestoornis heeft. Communicatievaardigheden kunnen oppervlakkig intact lijken, bijv. spraak klinkt normaal en de persoon kan in staat zijn om begrip van gesproken/ geschreven taal aan te tonen. Nochtans kunnen hun communicatiecapaciteiten beduidend door hun geheugenproblemen worden beà nvloed.Geheugenstoornissen kunnen beangstigend en verwarrend zijn, vooral als de persoon zich niet kan herinneren wat er met hen is gebeurd, waar ze zijn, wie de mensen zijn die hen proberen te helpen, wat er van hen wordt verwacht en wat er met hun familie gebeurt, enz. Dit emotionele leed kan de communicatie negatief beïnvloeden.
bij het denken over communicatiemogelijkheden kan het nuttig zijn om te denken aan drie soorten geheugenstoornissen.
de ondervonden communicatieproblemen kunnen afhangen van het type geheugenstoornis en de ernst. Deze omvatten de persoon:
- alle of delen van de meegedeelde informatie vergeten of verkeerd onthouden.
- niet herinneren wat ze u al hebben verteld en daarom vaak dezelfde informatie herhalen.
- Geen antwoorden op vragen die zij hebben gesteld, waardoor zij de vraag steeds opnieuw herhalen.
- het gesprek uit het oog verliezen.
- verliezen de ’thread’ van wat ze proberen te communiceren.
- spraak raakt tangentieel, d.w.z. raakt van het onderwerp af.
- niet herinneren wat ze onlangs hebben gedaan, toekomstplannen, nieuws, actualiteiten, familieinformatie, films gezien, uitstapjes, roddels, grappen, enz. Dit betekent dat de persoon met een geheugenstoornis minder onderwerpen kan hebben om over te praten. Ze hebben minder conversationele middelen. Dit kan leiden tot een repetitief gesprek, beperkt in omvang, en/of concentreren op wat de persoon zich herinnert over hun leven vóór de hersenletsel.
- niet herkennen en niet herinneren van mensen die ze hebben ontmoet sinds ze een hersenletsel hebben opgelopen. Dit kan ertoe leiden dat ze niet zeker zijn van de relatie die ze met deze mensen hebben. Dit kan invloed hebben op hoe de persoon reageert op nieuwe mensen in hun leven na hersenletsel – met inbegrip van mensen die hen willen helpen. Ze reageren misschien niet positief op deze schijnbare ‘vreemden’ die proberen te helpen. Ze kunnen verward, gereserveerd, vijandig, angstig of zelfs bang zijn, wat allemaal van invloed is op de communicatie.
- niet herinneren dat ze een hersenletsel hebben gehad en verward raken over hun omgeving, huidige omstandigheden, waarom ze zich vreemd/anders / niet kunnen lopen etc. Dit kan leed en angst veroorzaken en hun vermogen om op een constructieve en behulpzame manier met hun verzorgers te communiceren beïnvloeden. Ze kunnen zich terugtrekken of vijandig worden, enz.
- verward raken, wat kan leiden tot ‘confabulatie’. Dit is wanneer de persoon dingen zegt die niet waar zijn. Het is niet liegen en de persoon probeert niet om mensen te misleiden. Het is een manier waarop de persoon kan proberen om zin te maken van hun veranderde en desoriënterende situatie. Ze kunnen verwarde overtuigingen uiten B.V. dat ze ergens anders moeten zijn, iemand verwachten, iets hebben gedaan en Specifieke toekomstplannen hebben etc.
voor meer informatie over geheugen verwijzen wij u naar de relevante sectie van deze website.